Bijbelrooster

Elke dag komt hier een nieuwe Bijbelgedeelte met een korte uitleg en een vraag beschikbaar. Heb je nog vragen over het gedeelte, dan mag je natuurlijk altijd contact opnemen met een juf of meester van jouw Bijbelclub. Heb je die niet, of zijn die niet te bereiken? Dan kan je natuurlijk ook contact opnemen met de jufs en meesters van de Online Bijbelclub via deze link.


20 juli

Lees: Handelingen 14 vers 18 tot en met 20

Paulus kan net voorkomen dat ze hem een offer brengen en hem vereren als een god. Toen kwamen er Joden uit een andere stad die niet in Jezus geloofden en zij gooien zoveel stenen tegen Paulus dat hij dood lijkt. Maar als zijn vrienden bij hem komen, blijkt hij gezond te zijn.

Vraag: Wie heeft gezorgd dat Paulus niet is gestorven?


19 juli

Lees: Handelingen 14 vers 11 tot en met 15

De mensen die zien dat de man gezond is geworden, denken dat Paulus en Barnabas goden zijn. Ze willen hen daarom eren. Dat vinden Paulus en Barnabas niet goed, want alleen God moet worden geëerd.

Vraag: Welke goden denken de mensen dat Paulus en Barnabas zijn?


18 juli

Lees: Handelingen 14 vers 8 tot en met 10

Als Paulus in Lystre, een andere stad, komt, zit daar een man die niet kan lopen. Hij zegt tegen hem: Sta op uw voeten. Dan wordt de man gezond en kan hij lopen.

Vraag: Hoe kan het dat de man gezond wordt?


17 juli

Lees: Handelingen 14 vers 1 tot en met 7

Paulus en Barnabas reizen naar Ikonium. Daar vertellen ze over Jezus. Veel Joden en Grieken geloven. Andere Joden worden juist boos en willen Paulus en Barnabas doden. Daarom vluchten ze uit de stad.

Vraag: Hoe willen ze Paulus en Barnabas doden?


16 juli

Lees: Handelingen 13 vers 50 tot en met 52

Veel mensen geloven in Jezus. Joden zijn daar boos over en daarom jagen ze Paulus en Barnabas weg. Die reizen naar een volgende plaats.

Vraag: Wat zou jij doen als ze je wegjagen omdat je in Jezus gelooft?


15 juli

Lees: Handelingen 13 vers 45 tot en met 49

Als Paulus weer over God vertelt, worden de Joden die hem niet geloven boos. Paulus zegt dat het zijn taak is om ook aan andere mensen moet vertellen over Jezus. De andere mensen zijn blij dat te horen. Velen geloven in Jezus.

Vraag: Geloof jij in Jezus?


14 juli

Lees: Handelingen 13 vers 42 tot en met 44

Paulus heeft in de synagoge vertelt over Jezus die aan het kruis is gestorven, maar ook is opgestaan uit de dood. Veel Joden willen meer horen over Jezus. Ook andere mensen uit de stad vragen of Paulus aan hen wil vertellen over Jezus.

Vraag: Paulus vertelt over de genade van God. Wat betekent genade?


13 juli

Lees: Handelingen 13 vers 14 tot en met 16

Paulus reist verder.Als ze in een stad komen, gaan ze naar de synagoge (kerk van de Joden). De mensen van de synagoge vragen of ze iets willen zeggen tot troost. Dan houdt Paulus een toespraak.

Vraag: Hoe heet de stad waar ze nu zijn?


12 juli

Lees: Handelingen 13 vers 8 tot en met 12

Elymas is een tovenaar op Cyprus. Hij wil niet dat de mensen luisteren naar Paulus en geloven in God. Paulus bestraft hem in de naam van God. Als de baas van Cyprus ziet wat de straf voor de tovenaar is, gelooft hij.

Vraag: Welke straf krijgt de tovenaar?


11 juli

Lees: Handelingen 13 vers 4 tot en met 7

Paulus en Barnabas reizen naar Cyprus. Hier vertellen ze over Jezus. De baas van Cyprus wil dat Paulus en Barnabas hem ook over Jezus vertellen.

Vraag: Hoe heette de stadhouder (baas) van Cyprus?


10 juli

Lees: Handelingen 13 vers 1 tot en met 3

In Antiochië is een groep gelovigen. Zij bidden en vasten (niet eten en drinken). God zegt tegen hen dat ze Saulus en Barnabas af moeten staan (want zij waren daar eerst kerkleiders) voor het werk onder ongelovigen in andere landen.

Vraag: Zou jij mensen die God niet kennen over Jezus willen vertellen?


9 juli

Lees: Handelingen 9 vers 29 tot en met 30

Saulus blijft over Jezus vertellen .Opnieuw willen mensen hem echter doden. Als de gelovigen dit horen, brengen ze Saulus naar een andere plaats.

Vraag: Waar wordt Saulus heengebracht?


8 juli

Lees: Handelingen 9 vers 26 tot en met 28

Saulus gaat naar Jeruzalem. De volgelingen van Jezus geloven daar eerst niet dat Saulus ook een gelovige is geworden. Een man neemt het voor Saulus op en legt uit hoe hij een gelovige is geworden.

Vraag: Hoe heet de man die het voor Saulus opneemt?


7 juli

Lees: Handelingen 9 vers 23 tot en met 25

Omdat Saulus over Jezus vertelt, willen de Joden hem doden. Saulus vlucht.

Vraag: Hoe vlucht Saulus?


6 juli

Lees: Handelingen 9 vers 20 tot en met 22

Saulus gaat gelijk over Jezus vertellen. De mensen die hem horen zijn verbaasd: is dit die man die de gelovige mensen wilde gevangennemen en doden? Maar Saulus blijft over Jezus vertellen.

Vraag: Waarom zijn de mensen zo verbaasd als ze Saulus over Jezus horen vertellen?


5 juli

Lees: Handelingen 9 vers 17 tot en met 19

Ananias gaat naar Saul. Hij legt zijn handen op hem en dan komt de Geest van God op Saul. Ook kan hij weer zien. Saul wordt gedoopt.

Vraag: Wat zegt Ananias tegen Saul?


4 juli

Lees: Handelingen 9 vers 10 tot en met 16

God stuurt een man naar Saulus. De man durft niet zo goed te gaan, want hij weet dat Saulus de gelovige mensen wil doden. God vertelt hem dat Saulus nu een knecht van God geworden is.

Vraag: Hoe heet de man?


28 juni

Lees: Handelingen 9 vers 1 tot en met 5

Saulus is een vijand van de volgelingen van Jezus. Hij wil ze gevangen nemen. Daarom reist hij naar Damaskus. Onderweg ziet hij een heel fel licht. Hij hoort een stem die vraagt: Saul waarom vervolg je Mij?

Vraag: Wie stelt die vraag?


27 juni

Lees: 2 Petrus 1 vers 19 tot en met 21

Wij hebben de Bijbel, het Woord van God en dat is heel betrouwbaar. Je moet daarop letten, net als op een licht dat schijnt in de nacht.

Vraag: Hoor jij de stem van God als je de Bijbel leest


26 juni

Lees: Hebreeën 1 vers 1 en 2

God sprak eerst door zijn knechten (profeten). Daarna werd Jezus geboren en sprak God door Zijn Zoon Jezus. Door Hem is ook de hele wereld gemaakt.

Vraag: Hoe spreekt God nu tot ons?


25 juni

Lees: Psalmen 119 vers 33 tot en met 35

Opnieuw een gebed of God de weg wil wijzen. Er wordt gebeden of God wil leiden op de weg van de geboden van God. Daarin heeft de schrijver vreugde.

Vraag: Vind jij het fijn om de geboden van God te houden?


24 juni

Lees: Psalmen 25 vers 4 tot en met 6

Ook dit lied heeft David gemaakt. Weer vraagt hij of God hem wil wijzen welke weg hij moet. Hij zegt ook dat Hij God elke dag verwacht.

Vraag: Verwacht jij God elke dag?


23 juni

Lees: Psalmen 86 vers 6 tot en met 11

David, die dit lied gemaakt heeft, vraagt of God zijn gebed wil verhoren. Hij bidt of God hem de weg wil wijzen die hij moet gaan.

Vraag: Wat staat er in deze verzen over God?


22 juni

Lees: Johannes 14 vers 5 tot en met 7

Thomas, één van de volgelingen van Jezus vraagt welke weg hij moet gaan. Jezus antwoordt dat Hij Zelf de Weg is. Ook noemt Hij Zich de Waarheid en het Leven. Niemand kan naar God gaan, zonder Jezus

Vraag: Ken jij de Weg die God wil dat je gaat?


21 juni

Lees: Johannes 10 vers 11 tot en met 14

Jezus vertelt nog verder over het verhaal van de schaapskudde. Nu noemt Hij Zichzelf de Goede Herder. Hij beschermt Zijn volgelingen zelfs met Zijn eigen leven.

Vraag: Wanneer stierf Jezus voor Zijn volgelingen?


20 juni

Lees: Johannes 10 vers 1 tot en met 7

Jezus vertelt hier een verhaal over een schaapskudde die in de schaapskooi (een soort schuur) is. De herder zorgt dat er geen dieven of moordenaars zullen komen. Hij bewaakt de deur van de schaapskooi. Jezus noemt Zichzelf de Deur. Ook Hij zorgt voor Zijn volgelingen.

Vraag: Waarom zou Jezus Zichzelf De Deur noemen?


19 juni

Lees: Johannes 8 vers 12

Hier zegt Jezus dat Hij het Licht van de wereld is. Als je Hem niet kent, leef je in het donker, maar als je Hem volgt, leef je in het licht. Het licht van Jezus verdrijft het donker van de zonde (verkeerde dingen), de duivel en de dood.

Vraag: Leef jij in het licht of in het donker?


18 juni

Lees: Amos 5 vers 4 tot en met 6

God roept op om Hem te zoeken. Als je Hem vindt, dan zul je leven. Maar als je Hem niet zoekt, zul je niet altijd leven.

Vraag: Hoe zoek jij God?


17 juni

Lees: Jesaja 1 vers 16 tot en met 18

God roept op tot bekering. Dat betekent afkeren van alle verkeerde dingen. En God belooft die verkeerde dingen te vergeven, al zijn ze nog zo erg (vers 18)

Vraag: Welke verkeerde dingen heb jij vandaag gedaan?


16 juni

Lees: Spreuken 8 vers 17 tot en met 19

God belooft dat je God zult vinden als je Hem zoekt als je jong bent.

Vraag: Heb jij God al gevonden? Of heb je Hem nog niet gezocht?


15 juni

Lees: Exodus 20 vers 1 tot en met 7

God spreekt hier tot het volk Israël, maar ook tot jou. En geeft een aantal geboden. Hij zegt daarmee hoe Hij gediend wil worden.

Vraag: Welk gebod vind jij het moeilijkst om te gehoorzamen?


14 juni

Lees: Psalmen 81 vers 11 tot en met 14

Hier spreekt God en Hij zegt tot ons: Doe je mond open. Dat betekent dat je God alles mag vragen wat je nodig hebt als je tot Hem bidt.

Vraag: Bid jij elke dag tot God?


13 juni

Lees: Handelingen 4 vers 18 tot en met 20

De rechtbank wil dat Petrus en Johannes niet meer over Jezus vertellen, maar zij zeggen dat ze hun mond niet kunnen houden. Zij moeten over Hem vertellen, dat is tenslotte een opdracht van God.

Vraag: Zou jij blijven vertellen over Jezus, als dat verboden werd?


12 juni

Lees: Handelingen 4 vers 10 tot en met 12

Petrus en Johannes moeten nu voor een soort rechtbank vertellen hoe zij de man genezen hebben. Petrus is vol van de Heilige Geest van God. Hij zegt dat de man genezen is in de Naam van Jezus, die door de mensen is gedood, maar door God levend gemaakt. Petrus vertelt dat er maar Eén Naam is waardoor de mensen zalig, echt gelukkig kunnen worden, dat is Jezus.

Vraag: Leer jij vers 12 uit je hoofd. Dat is een heel belangrijke tekst!


11 juni

Lees: Handelingen 4 vers 1 tot en met 3

Petrus en Johannes worden gevangen genomen als zij in de tempel aan het vertellen zijn over Jezus Die uit de dood is opgestaan en levend geworden.

Vraag: Zou jij over Jezus vertellen als je daarvoor gevangen genomen zou worden?


10 juni

Lees: Handelingen 3 vers 17 tot en met 19

Petrus roept de mensen op zich te bekeren. Zij moeten zich niet van God afgekeerd houden, maar zich omdraaien en naar Hem toegaan.

Vraag: Hebben de mensen Jezus expres gedood (vers 17)?


9 juni

Lees: Handelingen 3 vers 11 tot en met 15

De mensen in de tempel komen bij Petrus, Johannes en de genezen man. Petrus gaat tot de mensen spreken. Hij vertelt over Jezus, die door de mensen is gedood, maar God heeft hem levend gemaakt.

Vraag: Welke naam geeft Petrus aan Jezus in vers 15?


8 juni

Lees: Handelingen 3 vers 5 tot en met 10

De bedelaar bij de tempel verwacht dat Petrus hem geld zal geven. Petrus zegt dat hij dat niet heeft, maar dat hij wel iets anders kan geven. Hij zegt: In de Naam van Jezus, sta op en wandel. De bedelaar, die niet kon lopen, springt nu op en looft en dankt God.

Vraag: Wie heeft voor dit wonder gezorgd?


7 juni

Lees: Handelingen 3 vers 1 tot en met 4

Petrus en Johannes gaan samen naar de tempel, het huis van God in Jeruzalem. Daar zit een bedelaar die niet kan lopen. Petrus zegt: kijk naar ons.

Vraag: Wat zou de bedelaar verwachten?


6 juni

Lees: Handelingen 2 vers 44 tot en met 47

De mensen die in God geloven zijn verbonden en delen ook alles met elkaar. Ze eten met elkaar en ze loven God. Dagelijks komen er nieuwe gelovigen bij.

Vraag: Hoe zou het komen dat ze alles met elkaar delen?


5 juni

Lees: Handelingen 2 vers 41 tot en met 43

Op die dag nemen drieduizend mensen het Woord met vreugde aan en worden gedoopt. Zij doen wat de apostelen, de leerlingen van Jezus, zeggen en bidden veel tot God. Door de Heilige Geest gebeuren er allerlei wonderen. Mensen hebben hiervoor ontzag.

Vraag: Geloof jij wat Petrus heeft verteld? Waarom?


4 juni

Lees: Handelingen 2 vers 37 tot en met 39

De toespraak van Petrus raakt de luisteraars diep in hun hart. Zij vragen aan Petrus en de anderen wat ze moeten doen. Hij antwoordt: doe geen zonde meer, geloof in God en laat je dopen.

Vraag: Wat zullen de luisteraars ook krijgen als ze gedoopt worden?


3 juni

Lees: Handelingen 2 vers 22 tot en met 24

Petrus gaat nu vertellen over Jezus die allerlei wonderen deed en daarmee liet zien dat Hij de Zoon van God was. Dat hebben de mannen die luisteren naar Petrus gezien en meegemaakt. Petrus zegt dat zij Jezus hebben laten doden. Maar God heeft Hem weer levend gemaakt.

Vraag: Wanneer denken we er aan dat Jezus levend geworden is?


2 juni

Lees: Handelingen 2 vers 14 tot en met 16

Petrus gaat uitleggen wat er op het Pinksterfeest gebeurt. De mannen zijn niet dronken. Maar nu gebeurt wat al door Joël, een knecht van God die lang geleden leefde, was beloofd. De Heilige Geest van God is gekomen en daarom zijn deze bijzondere dingen te zien en te horen.

Vraag: Waarom zijn de mannen niet dronken (vers 15)?


1 juni

Lees: Handelingen 2 vers 7, 8, 12 en 13

Er waren mensen uit allerlei landen in Jeruzalem om het Pinksterfeest te vieren. Zij horen de leerlingen van Jezus allemaal in hun eigen taal vertellen over God. Dat vinden ze bijzonder, omdat de leerlingen die andere talen helemaal nooit geleerd hadden. Ze vragen zich af wat er aan de hand is. Anderen denken dat ze dronken van wijn zijn.

Vraag: Kun je talen noemen die de leerlingen van Jezus spraken (zie vers 9-11)?


31 mei

Lees: Handelingen 2 vers 1 tot en met 4

Vandaag is het Pinksterfeest. We denken er dan aan dat de Heilige Geest van God naar de aarde kwam. De leerlingen (discipelen) van Jezus worden helemaal vol van de Geest. Ze vertellen in allerlei talen over Jezus. Er gebeuren nog meer dingen waar je aan kunt zien dat er iets heel bijzonders aan de hand: er klinkt een geluid alsof het hard waait (maar dat is niet zo) en op de hoofden van de discipelen zijn vlammetjes te zien (maar het is geen echt vuur).

Bekijk via deze link een verhaal over Pinksteren. Ook kan je hier een werkje vinden over het Pinksterfeest.

Vraag: Wie had al aan de discipelen beloofd dat de Heilige Geest zou komen?


30 mei

Lees: Openbaring 22 vers 12 tot en met 15

Jezus zegt hier dat Hij nog eens naar de aarde zal komen. De eerste keer dat Hij uit de hemel naar de aarde kwam, was om te betalen voor de verkeerde dingen van de mensen. Nu is Jezus in de hemel en zal Hij nog een keer terugkomen. Dan komt Hij om het oordeel over mensen uit te spreken. De mensen die hebben gedaan wat God wil (in Hem geloven en Hem volgen), mogen bij Hem in de hemel komen. De mensen die dit niet hebben gedaan, moeten naar de hel.

Vraag: Verlang jij ernaar dat Jezus weer naar de aarde komt?


29 mei

Lees: Openbaring 22 vers 1 tot en met 5

Hier wordt verteld hoe het er in de hemel uitziet. Het zal er heel erg goed zijn, de bewoners komen er niets tekort. Zij zullen dichtbij God leven. Er zal geen nacht zijn en geen licht is er nodig, want God zal hen verlichten.

Vraag: Verlang jij naar de hemel? Waarom?


28 mei

Lees: Kolossensen 3 vers 1 tot en met 3

Ook in deze brief schrijft Paulus over het leven van Gods kinderen, gelovige mensen. Zij houden zich bezig met de dingen van de hemel, van God en Zijn Zoon Jezus. En zij richten zich niet op allerlei dingen van de aarde, die zondig en verkeerd zijn.

Vraag: Wat vind jij het allerbelangrijkste in je leven?


27 mei

Lees: Filippensen 3 vers 17 tot en met 21

Paulus schrijft hier in een brief dat veel mensen niet in Jezus geloven (ze zijn een vijand van het kruis van Jezus). Paulus zegt dat gelovigen leven volgens de wetten van de hemel. Ze verwachten ook de komst van Jezus, die hen echt gelukkig heeft gemaakt.

Vraag: Waarom leven gelovigen volgens de wetten van de hemel?


26 mei

Lees: Hebreeën 9 vers 11 tot en met 14

Vroeger moesten de mensen allerlei dieren slachten en voor God offeren. Dat was een voorbeeld van hoe Jezus eens zou sterven. Later is Jezus aan het kruis gestorven. Daarmee heeft hij betaald voor de zonden van de gelovige mensen. Ook maakt Hij hen door Zijn bloed schoon van alle verkeerde dingen en zorgt Hij dat ze bereid zijn om te doen wat Hij wil.

Vraag: Heeft Hij jou ook schoongemaakt van alle verkeerde dingen? Hoe weet je dat?


25 mei

Lees: Efeziërs 2 vers 4 tot en met 8

Gods hart brandt van liefde (barmhartigheid) Daarom zoekt Hij mensen die verkeerde dingen (misdaden) doen (en daardoor geestelijk dood zijn) op en maakt hen levend. Mensen die levend zijn gemaakt door Hem, mogen ook bij Hem in de hemel komen als zij sterven. God geeft dit alles gratis (= uit genade).

Vraag: Wie heeft ervoor gezorgd dat gelovige mensen bij God in de hemel mogen komen?


24 mei

Lees: Johannes 14 vers 1 tot en met 3

Toen Jezus nog op de aarde leefde, heeft hij veel dingen geleerd aan Zijn vrienden. In het stukje wat je hebt gelezen, vertelt Jezus dat Hij naar de hemel, het huis van God Zijn Vader, zal gaan. Hij zal daar een plaats klaar zal maken voor de mensen die in Hem geloven.

Vraag: Hoe kun je weten of Jezus ook voor jou een plaats maakt in de hemel?


23 mei

Lees: Handelingen 1 vers 13 en 14

De vrienden van Jezus gaan na Zijn hemelvaart weer terug naar Jeruzalem. Daar zijn ze eensgezind samen aan het bidden en smeken. Er zijn ook vrouwen en de moeder en broers van Jezus zijn erbij.

Vraag: Waarom is het zo belangrijk om te bidden?


22 mei

Lees: Handelingen 1 vers 10 tot en met 12

De vrienden van Jezus kijken naar de lucht, waar Jezus achter een wolk is verdwenen. Dan komen er twee knechten van God uit de hemel, engelen. Zij vertellen dat Jezus ook eens terug zal komen, zoals Hij nu naar de hemel is gegaan. Dan gaan de vrienden van Jezus terug naar Jeruzalem.

Vraag: Hoe heet het als Jezus terug komt?


21 mei

Lees: Handelingen 1 vers 4 tot en met 9

Jezus vertelt aan Zijn vrienden dat Zijn Heilige Geest in hen zal komen. Daarna gaat Jezus naar de hemel, boven de wolken.

Vraag: Is de Heilige Geest ook in jou?


20 mei

Lees: Marcus 16 vers vers 19 en 20

Jezus spreekt tot Zijn vrienden en gaat daarna naar de hemel. Daar zit Hij naast God de Vader. Hij bidt daar voor allen die bij Hem horen. Zijn vrienden zijn overal over Hem gaan vertellen.

Vraag: Ben jij blij dat Jezus in de hemel is? Waarom wel of niet?


19 mei

Lees: Lukas 24 vers 50 tot en met 53

Jezus gaat met zijn vrienden naar een dorpje (Bethanië) op de Olijfberg. Jezus stijgt dan omhoog, tot Hij in de hemel is. Zijn vrienden gaan heel blij terug naar Jeruzalem.

Vraag: Waarom zijn de vrienden blij?


18 mei

Lees: Psalmen 68 vers 16 tot en met 20

Opnieuw lezen we een lied waarin lang voordat Jezus naar de hemel ging, al wordt geschreven over Hem, dat Hij in de hoogte (in de hemel) is opgevaren.

Vraag: In welk vers lees je over Jezus’ hemelvaart?


17 mei

Lees: Psalmen 24 vers 6 tot en met 10

In dit lied wordt verteld hoe een Koning de stad binnentrekt. Met die Koning wordt Jezus bedoeld. Hij is machtiger dan alle mensen. Zoals een koning in een stad komt, zo is Jezus de hemel ingegaan. De deuren zijn voor Hem opengegaan.

Vraag: Dit wordt wel een Lied voor Hemelvaartsdag genoemd. Waarom?


16 mei

Lees: Psalmen 24 vers 1 tot en met 5

Opnieuw lezen we een stuk van een lied uit de Bijbel waarin wordt verteld dat God alles heeft gemaakt. In vers 3 wordt gevraagd wie naar God kan gaan? Het antwoord wordt gegeven in vers 4: alleen als je echt zuiver voor God leeft, dus zonder verkeerde dingen te doen.

Vraag: Hoe kunnen wij tot God spreken?


15 mei

Lees: Psalmen 47 vers 2 tot en met 8

In dit lied uit de Bijbel wordt verteld dat God de Koning is van de hele aarde. Daarom moeten alle mensen, dus jij ook, zingen voor Hem. In vers 6 staat dat God omhoog gaat onder gejuich. Dit lied is al heel lang geleden gemaakt, lang voordat Jezus naar de hemel ging. Maar hier wordt dat al voorspelt. En het is gebeurd, want alles wat God zegt, gebeurt.

Vraag: Wanneer denken wij er bijzonder aan dat Jezus naar de hemel ging?


8 mei

Lees: Lukas 9 vers 11 tot en met 17

Jezus is op een stille plek in de natuur, ver weg van de steden en dorpen. Er zijn heel veel mensen hem gevolgd (alleen al 5000 mannen en dan ook nog vrouwen en kinderen). Het wordt etenstijd, maar er zijn maar 5 broodjes en 2 vissen. Jezus gaat het brood en de vis verdelen. Het gaat niet op, maar Hij blijft brood breken. Iedereen eet genoeg en er is ook nog over.

Vraag: Hoe kan het dat Jezus dit wonder doet?


7 mei

Lees: Mattheüs 8 vers 23 tot en met 27

Jezus gaat met zijn leerlingen in een bootje. Hij gaat ligt en slaapt. Ondertussen steekt er een erge storm op. De boot dreigt bijna te vergaan. De leerlingen maken Jezus wakker en vragen om hulp.

Vraag: Wat doet Jezus?


6 mei

Lees: Mattheüs 15 vers 22 tot en met 28

Er komt een vrouw uit een ander land naar Jezus. Zij vraagt of Hij haar dochter wil beter maken. Jezus zegt dat Hij alleen gekomen is voor de Israëlieten. Hij gebruikt ook een voorbeeld: als een gezin aan tafel zit, krijgt de hond niet al het brood wat voor de kinderen bedoeld is. Daarmee bedoeld Jezus dat Zijn werk dus voor Israëlieten is. De vrouw zegt: Ja, maar de honden krijgen wel de restjes.

Vraag: Wat zegt Jezus dan tegen de vrouw (vers 28)?


5 mei

Lees: Marcus 9 vers 20 tot en met 27

Er komt een man met zijn zoon naar Jezus. De zoon is bezet met een duivelse geest waardoor hij niet kan praten en waardoor hij veel pijn lijdt. De man vraagt of Jezus zijn zoon beter kan maken. Jezus zegt: Kunt u geloven dat ik het kan?

Vraag: Welk antwoord geeft de man?


4 mei

Lees: Jozua 6 vers 22 tot en met 25

Rachab, een vrouw die als prostitué in Jericho woonde had eerder Israëlitische mannen geholpen toen zij in Jericho gingen kijken hoe sterk het was. Rachab geloofde in de God van de Bijbel. Nu de hele stad Jericho bij de inname instort, blijft haar huis staan en wordt zij gespaard.

Vraag: Wie worden er met Rachab nog meer gespaard (vers 23)?


3 mei

Lees: Jozua 6 vers 1 tot en met 5

Na een lange reis komen de Israëlieten in het land Kanaän. Hier zullen ze gaan wonen. Maar nu wonen er vijanden. De eerste stad die ze tegenkomen is Jericho. Ze moeten hier in stilte elke dag een ronde omheen lopen. Op de zevende dag moeten ze zeven rondjes lopen en daarna heel hard juichen. En dan gebeurt er weer een wonder: de muren van de stad storten in.

Vraag: Waar moeten de priesters op blazen voordat de mensen mogen juichen (vers 4)?


2 mei

Lees: Exodus 14 vers 21 tot en met 23 en 27

De Israëlieten mogen nu het land Egypte verlaten, waar ze zo lang slaven zijn geweest. Toch worden ze weer door de soldaten van Egypte achtervolgd. Ze komen bij een zee en kunnen geen kant op. Dan doet God een groot wonder: Hij maakt voor de Israëlieten een pad door de zee.

Vraag: Wie verdrinken er in de zee?


1 mei

Lees: Exodus 12 vers 21 tot en met 23

Egypte wordt gestraft met allerlei ziekten en rampen omdat het volk Israël niet naar de woestijn mag om God te dienen. Als er 9 straffen zijn geweest, vertelt Mozes dat de Israëlieten en lammetje moeten slachten en het bloed aan de deurposten van hun huis moeten smeren. In de nacht zal er een engel komen en kijken waar er bloed aan de deur zit. Als er geen bloed is, wordt de oudste zoon in dat huis gedood. Als er wel bloed is, is iedereen veilig.

Vraag: Weet je wat dit verhaal met het sterven van de Heere Jezus te maken heeft? Denk eraan dat Hij ook bloedde aan het kruis. Waarom deed Hij dat?


30 april

Lees: Exodus 5 vers 1 tot en met 4

Als Mozes groot geworden is, wordt Hij door God geroepen om naar de koning van Egypte, de Farao, te gaan. Samen met zijn broer Aäron gaat hij naar de Farao en zegt dat het volk van Israël God moet gaan dienen in de woestijn en dat de Farao ze daarom moet laten gaan.

Vraag: Vindt Farao dit goed?


29 april

Lees: Exodus 2 vers 1 tot en met 9

Dit is het verhaal van de geboorte van Mozes. Het volk Israël waren slaven in Egypte toen hij geboren werd. Mozes moest na zijn geboorte eigenlijk gedood worden, want dat wilde de Egyptische koning. Maar de vader en moeder van Mozes verstoppen hem. Ze doen dit omdat ze in God geloven en omdat ze door het geloof weten dat God wil dat Mozes blijft leven. Als hij groter wordt, leggen ze hem in een mandje aan de rand van de rivier.

Vraag: Wie vindt het mandje met Mozes erin?


28 april

Lees: Genesis 15 vers 1 tot en met 6

God had aan Abraham een zoon beloofd, maar die is nog steeds niet geboren. Abraham weet niet hoe het nu moet. Hij denkt dat zijn knecht dan zijn erfgenaam zal zijn als hij sterft. Maar God beloofd hem nog een keer dat hij een zoon zal krijgen. God wijst Abraham op de sterren, die kun je niet tellen. Zo groot zal ook zijn nageslacht worden.

Vraag: Weet jij hoe de zoon heet die Abraham krijgt? Het antwoord staat in Genesis 21 vers 3.


27 april

Lees: Genesis 6 vers 12 tot en met 18 en vers 22

De mensen doen heel veel verkeerde dingen. Daarom gaat God hen straffen. God zal een hele grote overstroming geven waarin iedereen sterft. Maar Hij geeft Noach de opdracht om een boot te bouwen waarin Noach en zijn gezin met heel veel dieren veilig zullen zijn. Noach gelooft wat God zegt, al is er nog niets van de overstroming te zien, en bouwt de boot.

Vraag: Hoe wordt de boot genoemd die Noach bouwt?


26 april

Lees: Hebreeën 11 vers 1 tot en met 3

Paulus heeft deze brief, dit Bijbelboek geschreven. Hij vertelt hier wat het geloof is. Het geloof is een heel stevig fundament voor de gelovigen. Ze weten dat God hen niet zal verlaten en dat ze altijd bij Hem mogen zijn, nu al, maar ook als ze straks sterven. Het is ook een bewijs van alle dingen die je niet ziet. We kunnen God dus niet zien, maar toch weten we door het geloof dat Hij er wel is. Ook weten we door het geloof dat God alles (de wereld, de hemel, alle bomen, planten, dieren, mensen) gemaakt heeft.

Vraag: Weet jij wanneer God alles gemaakt heeft?


25 april

Lees: Mattheüs 8 vers 1 tot en met 8

De hoofdman te Kapernaüm

Er komt een officier van soldaten naar Jezus met de vraag om zijn knecht die ziek is, beter te maken. Jezus belooft te komen, maar de officier zegt dat hij dat niet waard is en vraagt of Jezus één woord wil spreken. Hij gelooft dat dit genoeg is om zijn knecht te genezen. Jezus is verwonderd over het grote geloof van de officier. Jezus zegt tegen de officier: Ga naar huis, en je knecht zal beter zijn.

Vraag: Geloof jij in God? Hoe kunnen mensen dat wel of niet aan jou merken?


24 april

Lees: Mattheüs 19 vers 16 tot en met 22

Volg Mij

Er komt een hele rijke jongen bij Jezus. De jongen vraagt aan Jezus hoe hij het eeuwige leven kan krijgen. Jezus zegt dat hij dan de geboden van God moet houden. De jongen zegt dat hij dit altijd heeft gedaan. Jezus zegt: Verkoop dan al je spullen en deel het geld uit aan de armen en volg jij Mij. Toen werd de jongen verdrietig, want hij had veel geld en dat wilde hij niet kwijt. Hij hield meer van zijn geld dan van Jezus.

Vraag: Ken jij Gods geboden? Welke gebod heb je vandaag niet gehouden?


23 april

Lees: Johannes 10 vers 1 tot en met 5

Het volgen van de Goede Herder

Jezus noemt zichzelf hier de Goede Herder. Zoals een schaapherder voor zijn schapen zorgt, zo zorgt Jezus voor Zijn kinderen. Als de herder zijn schapen roept, volgen zij hem. Als Jezus mensen roept, volgen zij Hem ook.

Vraag: Hoe kun je Jezus volgen?


22 april

Lees: Mattheüs 6 vers 33-34

Jezus de goede Meester, zegt nog iets heel belangrijks. ‘Zoek eerst het Koninkrijk van God.’ Wat bedoelt Jezus hiermee? Wij vinden veel dingen op aarde belangrijke. Jij misschien ook wel: speelgoed, leuke dingen doen. Dat mag ook, maar zegt Jezus: één ding is het allerbelangrijkst en dat is het Koninkrijk van God. Waarom? Alle dingen van deze aarde gaan een keer voorbij. Maar het Koninkrijk van God blijft altijd bestaan. Dat is dus van echte waarde.

Vraag: Hoe kan je het Koninkrijk van God zoeken?


21 april

Lees: Mattheüs 6 vers 9-13

Wat leert Jezus nog meer? Op een dag vragen de discipelen aan Jezus hun Meester: ‘leer ons bidden!’ Jezus zegt: als je bidt zeg dan deze woorden:

‘Onze Vader die in de hemel woont. Uw Naam wordt geheiligd. Uw Koninkrijk komt. Uw wil zal gebeuren. Geef ons elke dag ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden (zonden), gelijk ook wij andere vergeven. Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid.

Vraag: Met welk woord eindigt dit gebed?


20 april

Lees: Mattheüs 7 vers 24-29

Wat betekent het volgen van Jezus? Dat leert Jezus Zelf. De volgelingen (ook wel discipelen genoemd) van Jezus komen bij Hem op school. En Jezus, de goede Meester, leert hen veel. Wat bijvoorbeeld? Hij vertelt een verhaal over twee huizenbouwers. De ene bouwer begint direct op het zand met bouwen, hij is heel snel klaar. Al een tijdje geniet hij van zijn mooie huis. De andere bouwer is nog druk bezig. Wat doet hij? Hij graaft eerst het zand weg en bouwt zijn huis op een rotssteen. Op een dag is ook zijn huis klaar.

En dan… plotseling gaat het hard regenen en stormen. Kijk eens… het ene huis stort in, maar het andere huis blijft staan. Hoe komt dat? Dat komt door het fundament.

Wat wil Jezus hiermee leren? Heel eenvoudig: alleen als je Jezus kent dan ben je veilig voor elke storm. Ken jij Jezus al?

Vraag: Wat is wijs? horen én doen of horen én niet doen?


19 april

Lees: Lukas 5 vers 27 - 32

Jezus had tegen Petrus gezegd: ‘Volg Mij!’ Tegen wie heeft Hij dat nog meer gezegd? Tegen Levi.

Levi werkte in een belastingkantoor. Hij was een tollenaar. De mensen hadden een hekel aan tollenaren. Want ze waren vrienden van de vijand en vaak oneerlijk. Maar wat gaat Jezus doen? Hij loopt langs het huis van Levi, staat stil, kijkt Levi aan en zegt: ‘Volg Mij!’ En wat doet Levi: direct staat hij op, laat zijn werk en geld achter en gaat Jezus volgen. Jezus wordt voor hem het belangrijkste.

Vraag: Wat doet Levi, nadat hij Jezus gaat volgen?


18 april

Lees: Johannes 21 vers 15-19

Samen met Jezus gaan de discipelen eten. Tijdens de maaltijd kijkt Jezus Petrus aan en zegt: houd jij meer van Mij, dan van de andere discipelen? Heb je Mij lief?

Petrus antwoord: ‘Ja Heere, U weet dat ik U liefheb.’ Dan vraagt Jezus het opnieuw. Ja, wel drie keer stelt Hij dezelfde vraag. Bij de derde keer wordt Petrus verdrietig. Hij denkt terug aan een paar weken geleden. Jezus zat gevangen. En drie mensen vroegen toen aan Petrus: ‘jij hoort toch ook bij Jezus?’ Petrus was bang en zijn antwoord was: ‘ik ken Jezus niet.’ Maar Petrus weet ook dat Jezus Hem vergeven heeft. Daarom zegt hij toch: Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb.

Vraag: Welke opdracht krijgt Petrus van Jezus? (Het zijn de laatste twee woorden van vers 19.)


17 april

Lees: Johannes 21 vers 1-14

De discipelen gaan vissen. Ze moeten wachten op Jezus, maar het duurt zo lang. Ze vissen de hele nacht, maar vangen niets. Vroeg in de morgen gaan ze terug. Dan horen ze Iemand roepen. Op de kant staat een Man. Hij zegt: hebben jullie ook wat te eten voor Mij? De discipelen zeggen heel kort: ‘nee!’

Dan zegt de Man: gooi het net aan de andere kant van het schip en je zal vis vangen. Een vreemde opdracht, maar toch doen ze het en dan zit het net vol grote vissen!

Vraag: Wie is die onbekende Man?


16 april

Lees: Johannes 20 vers 24-31

De discipelen hebben Jezus ontmoet. Maar waren ze er allemaal bij? Nee, Thomas was er niet bij. Hij hoort van de andere discipelen dat ze Jezus gezien hebben. Maar Thomas gelooft het niet. Hij zegt: alleen als ik de littekens in de handen van Jezus zie, dan zal ik het geloven.

Een week later bezoekt Jezus weer Zijn discipelen. Nu is Thomas er wel bij. Jezus zegt tegen Hem: raak met je vinger het litteken maar aan…

Vraag: Wat zegt Thomas als hij Jezus ziet?


15 april

Lees: Johannes 20 vers 19-23

De discipelen zijn bang dat de Joden hen ook kwaad zullen doen, net als dat ze Jezus hebben gedood. Daarom hebben ze de deur op slot gedaan als ze op zondag bij elkaar zijn. Dan staat Jezus opeens midden tussen hen en zegt: Vrede zij ulieden. Hij laat hen Zijn handen en zij zien. Daar zien ze de littekens van de wonden van het kruis.

Vraag: Wat geeft Jezus aan zijn discipelen (vers 22)?


14 april

Lees: Johannes 20 vers 11-18

Maria is erg verdrietig omdat ze het lichaam van Jezus kwijt is. Ze denkt dat Hij gestolen is. Er komt een man naar haar toe, ze denkt dat het de tuinman is. Hij vraagt waarom ze huilt en Wie ze zoekt. Dan noemt hij haar naam Maria. Nu weet ze dat het Jezus is.
Over dit gedeelte is er een online Bijbelclub te vinden via deze link.

Vraag: Aan wie moet Maria gaan vertellen dat Jezus leeft?


13 april

Lees: Johannes 20 vers 1-8

Een van de vrouwen vertelt aan de discipelen, de leerlingen van Jezus dat het graf leeg is. Johannes en Petrus gaan allebei naar het graf toe en zien dat het waar is. Johannes gelooft dat Jezus levend is geworden.

Vraag: Hoe heet de vrouw die het aan de discipelen vertelt?


12 april

Lees: Mattheüs 28 vers 1-7

Nadat Jezus was gestorven, is Hij begraven in een spelonk in een rots. Op zondagmorgen gaan enkele vrouwen naar het graf. Maar als ze bij het graf komen, blijkt de steen die ervoor lag, weggerold te zijn. Twee engelen die bij het graf zijn, vertellen dat Jezus leeft.

Vraag: Noem eens 3 namen van vrouwen die er bij waren.


11 april

Lees: Lukas 23 vers 46-49

Het laatste wat Jezus zegt is: Vader in Uw handen beveel Ik Mijn geest. Daarna sterft Hij. Er staan veel mensen bij het kruis die dat zien gebeuren.

Vraag: Wat zegt de leider van de soldaten (de hoofdman over honderd)?


10 april

Lees: Johannes 19 vers 30

Nadat Jezus de soldatenwijn gedronken had, roept Hij: Het is volbracht. Dat betekent dat alles wat Hij moest doen om te betalen voor de zonden van Zijn kinderen, de mensen die in Hem geloven, is gedaan.

Vraag: Wat doet Jezus daarna?


9 april

Lees: Johannes 19 vers 28-29

Jezus zegt dat Hij dorst heeft. Er was bij het kruis een ton vol met zure soldatenwijn. Soldaten doen een spons vol deze wijn. Daarna doen zij deze spons op een stok en laten Jezus ervan drinken. Dit was al eerder voorspeld, dat kun je lezen in Psalm 69 vers 22.

Vraag: Wat wist Jezus? (Lees vers 28 goed)


8 april

Lees: Mattheüs 27 vers 45-46

Jezus hangt al uren aan het kruis. Dan wordt het opeens helemaal donker. Dit duurt drie uur lang. In deze tijd is het lijden van Jezus heel erg. Aan het einde van deze donkerheid roept Jezus tot God, Zijn Vader.

Vraag: Jezus zegt: Eli, Eli, Lama Sabachthani. Kun jij in vers 46 vinden wat dat betekent?


7 april

Lees: Johannes 19 vers 25-27

Bij het kruis staan Maria, de moeder van Jezus en Johannes, de leerling van Jezus. Jezus geeft Johannes de opdracht om voor Zijn moeder te zorgen.

Vraag: Wat zegt Jezus tegen Maria? En wat zegt Hij tegen Johannes?


6 april

Lees: Lukas 23 vers 37-43

Jezus wordt samen met 2 terroristen gekruisigd. Eerst spotten zij allebei met Jezus. Dan krijgt de ene terrorist spijt. Hij vraagt of Jezus aan Hem wil denken als Jezus sterft.

Vraag: Wat geeft Jezus hem voor antwoord?


5 april

Lees: Lukas 23 vers 33-36

Jezus wordt aan het kruis gespijkerd en dan wordt het kruis rechtop gezet. Terwijl dit gebeurd bidt Jezus tot God Zijn Vader.

Vraag: Wat bidt Jezus?


4 april

Lees: Lukas 23 vers 26-27

Soldaten brengen Jezus naar de heuvel Golgotha. Jezus draagt het kruis op zijn bloedende rug. Een soldaat grijpt Simon van Cyrene vast. Hij moet het kruis voor Jezus dragen. Veel mensen volgen Hem.

Vraag: Waarom moet Simon het kruis van Jezus dragen?


3 april

Lees: Mattheüs 27 vers 27-30

De soldaten nemen Jezus mee. Ze trekken Hem zijn kleren uit. Ze geven hem een paarse mantel en zetten een kroon op Zijn hoofd. Als laatste geven ze Hem een rietstok (als koninklijke staf) in Zijn hand. Zo spotten de soldaten met Jezus.

Vraag: Wat zeggen de soldaten spottend tegen Jezus?


2 april

Lees: Mattheüs 27 vers 22-26

Pilatus vraagt wat Hij nu met Jezus moet doen. De Joden willen dat Hij aan het kruis gehangen wordt. Pilatus wast zijn handen en zegt dat hij aan Jezus dood geen schuld heeft. Daarna laat hij Hem geselen.

Vraag: Welk antwoord geven de Joden aan Pilatus? (vers 25)


1 april

Lees: Mattheüs 27 vers 15-21

Op het paasfeest is het de gewoonte van de Joden om een gevangene los te laten. Pilatus laat crimineel Barábbas uit de gevangenis halen. Hij laat de Joden kiezen tussen de moordenaar Barábbas en de onschuldige Jezus.

Vraag: Wie kiezen de Joden om losgelaten te worden; Jezus of Barábbas?


31 maart

Lees: Lukas 23 vers 1-4

De Joden brengen Jezus naar Pilatus; een romeinse rechter. Zij beschuldigen Jezus, omdat Hij heeft gezegd dat hij de Koning van de Joden is. Pilatus vraagt aan Hem of het klopt dat Hij Koning is. Ook al zegt Jezus dat Hij inderdaad de Koning van de Joden is, toch kan Pilatus niets verkeerds in Hem vinden.

Vraag: Wat is de beschuldiging van de Joden tegen Jezus? Waarom klopt deze beschuldiging niet?


30 maart

Lees: Mattheüs 26 vers 69-75

Petrus is Jezus op afstand gevolgd. Hij is ook in het huis van de hogepriester naar binnen gegaan. Drie keer vraagt een dienstmeisje aan hem of hij bij Jezus hoort. Petrus ontkent dit.

Vraag: Wat is de reactie van Petrus als hij de haan drie keer hoort kraaien?


29 maart

Lees: Lukas 22 vers 63-71

Jezus wordt gearresteerd en meegenomen naar het huis van de hogepriester. De bewakers spotten met Hem. Ook slaan ze Hem. De overpriesters en de oudste, Joodse mannen komen bij elkaar. Ze vragen Jezus of Hij de Christus is. Jezus antwoordt dat dit klopt. De Joden zijn hier boos over. Ze geloven niet wat Jezus zegt. Ze willen Hem doden.

Vraag: De Joodse mannen vragen aan Jezus of Hij de Christus is. Welk antwoord geeft Jezus precies?


28 maart

Lees: Mattheüs 26 vers 47-50

Nadat Jezus heeft gebeden, komt Judas met de soldaten om Jezus gevangen te nemen. Jezus liet Zich gewillig gevangen nemen.

Vraag: Wat gaf Judas aan Jezus?


27 maart

Lees: Lukas 22 vers 39-44

Jezus bidt tot God, Zijn Vader in de hemel. Hij vraagt of het lijden weggenomen mag worden. Maar alleen als het de wil van God de Vader is. Jezus heeft zo’n strijd dat Hij bloeddruppels zweet.

Vraag: Wie komt Jezus versterken (bemoedigen/ondersteunen)?


26 maart

Lees: Mattheüs 26 vers 26-30

Jezus deelt zijn vrienden brood aan de maaltijd. Hij zegt: Zoals het brood wordt gebroken, zo zal Mijn lichaam sterven. En als Hij de wijn uitdeelt, zegt Hij: Zoals de wijn wordt ingeschonken, zo zal Mijn bloed stromen tot vergeving van zonden.

Vraag: Waar gaat Jezus na de maaltijd naar toe?


25 maart

Lees: Mattheüs 26 vers 19-25

Nadat Hij de voeten heeft gewassen, vertelt Jezus dat één van Zijn vrienden Hem zal verraden. Zijn vrienden willen weten wie dat zal doen.

Vraag: Wie wijst Jezus aan als Zijn verrader?


24 maart

Lees: Johannes 13 vers 3-10

Jezus zit met Zijn vrienden aan de maaltijd. Iedereen heeft vieze voeten en Jezus gaat ze wassen. Dat was het werk voor een slaaf. Hij deed dit als een voorbeeld voor ons om ook anderen te dienen.

Vraag: Welke vriend van Jezus wilde eerst niet dat Jezus zijn voeten waste?


23 maart

Lees: Mattheüs 21 vers 1-9

Jezus rijdt op een ezelin naar de stad Jeruzalem. Vroeger was dat een teken dat je koning was. De mensen juichen Hem toe.

Vraag: Wat leggen de mensen voor de ezelin op de weg?


22 maart

Lees: Mattheüs 20 vers 17-19

Jezus vertelt aan Zijn vrienden dat Hij gaat lijden en sterven en dat Hij weer levend wordt.

Vraag: In welke stad zal Jezus veroordeeld worden?


21 maart

Lees: Genesis 3 vers 13-15

God zoekt Adam en zijn vrouw op nadat ze ongehoorzaam geweest zijn. Hij vraagt wat ze hebben gedaan? De vrouw geeft de slang de schuld en deze wordt door God gestraft. Ook de mensen worden gestraft, zij zullen sterven. Maar God geeft ook de belofte dat de duivel overwonnen zal worden door Jezus.

Vraag: Eerst was alles goed. Door de zonde zijn er veel erge, verdrietige dingen. Noem jij er eens een paar.


20 maart

Lees: Genesis 3 vers 1-8

God had alles heel goed gemaakt, ook de mensen. Maar de duivel wil alles kapotmaken. Hij verleidt de mensen door middel van een slang. Hij zegt dat ze niet zullen sterven als ze ongehoorzaam zijn aan de opdracht van God.

Vraag: Wat deden Adam en zijn vrouw Eva, waarmee ze ongehoorzaam waren aan God?


19 maart

Lees: Genesis 1 vers 26 – 28 en 31

God heeft alles gemaakt, de hemel, de aarde, de zee, alle dieren, alles! Ook de mensen zijn door God gemaakt. Toen God alles gemaakt heeft, zag Hij dat het heel goed was.

Vraag: Op welke dag heeft God de mensen gemaakt?


18 maart

Lees: Genesis 1 vers 1-5

Dit is de eerste Bijbeltekst van de dag. De komende dagen komt er elke dag een nieuw stukje online. Bij elk stukje is er ook een vraag om je te helpen bij het lezen en begrijpen van de Bijbeltekst.

De Bijbeltekst die je gelezen hebt is het eerste stukje uit de Bijbel. Het beschrijft hoe God het ritme van dagen en nachten maakt.

Vraag: Hoe is alles om ons heen ontstaan?